Ondernemings- en Insolventierecht

De ondernemings- en insolventierechtadvocaten van Labré in het nieuws

De advocaten van Labré mengen zich regelmatig in het wetenschappelijke debat. De afgelopen maand verschenen twee artikelen: een artikel van mr. Carry Dullaart over de positie van verhuurders en garanten bij leegstandschade en een artikel van mr. Sjef Bartels over de levensverzekering in het faillissement.

Leegstandschade en garanties

Carry Dullaart bespreekt in zijn artikel de situatie waarin een huurder failliet gaat. De curator is in zo’n geval bevoegd om de huurovereenkomst op te zeggen. Daarvoor geldt een opzegtermijn van maximaal drie maanden. In beginsel dient de boedel de huur over de opzegtermijn te betalen. Als de boedel leeg is, kan de verhuurder deze normaal gesproken op een huurgarantie of waarborgsom verhalen. Tot zover niets nieuws.

In vroeger tijden dekte de huurgarantie (bankgarantie) ook de eventuele schade (gederfde inkomsten) als gevolg van leegstand. Dit is tegenwoordig vaak niet meer het geval, omdat de Hoge Raad heeft beslist dat de bank zich niet meer mag verhalen op het vermogen van de failliete huurder, ook niet via bedongen pand- en hypotheekrechten die zij van de huurder heeft ontvangen. Omdat banken willen voorkomen dat zij wél moeten uitbetalen aan de verhuurder, maar zich níet meer mogen omdraaien naar de huurder of de gestelde zekerheden mogen uitwinnen, hebben zij dus enkele jaren geleden hun model huurgarantie aangepast. Banken verstrekken dus geen bankgaranties meer voor leegstandschade, maar garanten zoals moedervennootschappen en andere derden wel. Garanten doen er dus nog steeds goed aan ten aanzien van verhuurders zoveel mogelijk rechten te behouden, verweermiddelen te verkrijgen, of weer van (andere) derden zekerheid te bedingen voor hun verplichtingen onder de garantie. Verhuurders doen er op hun beurt goed aan zekerheden te verlangen die voldoende dekkend zijn en waarvan de voorwaarden toelaten dat verhuurders (leegstand)schade bij de garanten kunnen claimen. Oplettendheid van garanten en verhuurders bij het opstellen van de zekerheidsdocumentatie blijft – ook in economisch betere tijden! – van groot belang, en kan het verschil betekenen tussen het lijden van forse schade of schadeloos gesteld worden.

Het artikel van mr. Carry Dullaart werd gepubliceerd in het vakblad Bedrijfsjuridische berichten en is te lezen op onze website. 

Levensverzekering en faillissement

Ondernemers bouwen meestal geen pensioen op. Als oudedagsvoorziening sluiten veel ondernemers daarom een levensverzekering af. Die zijn er in allerlei soorten en maten: van koopsompolis tot lijfrente en van bankspaarhypotheek tot beleggingspaardepot.

Wanneer de ondernemer (in privé) failliet ging, werden dit soort oudedagsvoorzieningen door de curator standaard afgekocht en werd de waarde ervan uitgekeerd aan de schuldeisers. Vaak ging dit gepaard met een enorm waardeverlies als gevolg van de fiscale afrekening. Bovendien had dit tot gevolg dat de ondernemer niet alleen zijn huidige inkomen en vermogen verloor, maar ook zijn inkomsten voor de oude dag. Toch gingen de meeste curatoren gewoon voor afkoop, al was het maar om hun eigen salaris te kunnen betalen.

Gelukkig is enige jaren geleden aan deze praktijk paal en perk gesteld. Curatoren mogen nu alleen nog maar afkopen, als zij aantonen dat een levensverzekering niet noodzakelijk is voor de ondernemer om na zijn werkzame leven in inkomen te voorzien. De curator moet dit aantonen en aan de rechter-commissaris toestemming vragen voor afkoop van de levensverzekering. De rechter-commissaris zal die toestemming alleen geven als duidelijk is dat de ondernemer dan ook nog andere inkomsten heeft. Heeft een ondernemer bijvoorbeeld drie levensverzekeringsproducten lopen die na het 65 levensjaar ieder recht geven op maandelijkse uitkeringen van € 2.500,= (dus € 7.500,= in totaal) dan zal de curator waarschijnlijk toestemming krijgen om twee van die producten af te kopen. Van het derde product zal hij af moeten blijven. Dat product is immers noodzakelijk voor het (minimale) levensonderhoud van de ondernemer, die verder geen pensioen heeft.     

Het artikel van mr. Sjef Bartels werd gepubliceerd in een toonaangevend tijdschrift (Tijdschrift voor insolventierecht) voor curatoren en is te lezen op onze website. 

Voor meer informatie of vragen over het bovenstaande kunt u contact opnemen met mr. Sjef Bartels, mr. Carry Dullaart, mr. Jordi de Pijper, mr. Jelmer Feenstra, mr. Jaap van der Steenhoven, mr. Laura Pordon, mr. Elze Bosma of mr. Emiel Brusse van de sectie Ondernemingsrecht.

Labré advocaten stelt haar nieuwsberichten zorgvuldig samen op basis van de op dat moment geldende regelgeving. Onze nieuwsberichten kunnen door de actualiteit worden achterhaald en hebben een algemeen karakter waardoor zij niet als juridisch advies kunnen worden beschouwd.

Dit artikel delen: